door Henk Vedder
In andere tijden schaak staan we deze keer stil bij de honderdste verjaardag van Yuri Lvovitch Averbach. Of vooral: De mislukte NK kwalificatiepoging van 1987!
Wat ze met elkaar te maken hebben, zal verderop in deze aflevering blijken.
Kwalificeren voor het NK was nog niet gelukt. In 1987 was ik reeds een Categorie B speler. Geen succes dus in de C-jeugd (t/m 13 jaar). Was ik dan gewoon niet goed genoeg? Dat kan ook natuurlijk! Veel zaken waren van invloed. Buiten de provinciale kampioenen mocht slechts een enkeling meedoen. Die werd dan aangewezen. Van belang was daar dan bij of je aan de regionale kampioenschappen had meegedaan en verder moest je dan maar met je prestaties voldoende de aandacht hebben getrokken. Als nummer twee achter een landelijke crack eindigen zou mogelijk ook helpen. De SGS leverde zo nu en dan een jeugdkampioen van Nederland af. Van 1982 tot en met 1984 zelfs enkele keren op rij. Gert van Leuveren (Hoevelaken), Pieter Baltus (Zeist) en Ber den Boer (Nieuwegein) werden na SGS jeugdkampioen t/m 13 jaar ook Nederlands kampioen. Zo’n sterke bond mocht dan wel eens een tweede deelnemer afleveren, maar ook daar was ik nog niet voor in aanmerking gekomen.
Arwold Koelewijn wel, hij werd kampioen van de SGS! Pakte pardoes een dame van Ber den Boer en mocht naar Nijmegen! Ik had dat, zeg ik maar eerlijk, nog bijna voorkomen, maar mijn winstpogingen tegen Arwold strandden en zo werd de onderlinge remise. Den Boer mocht uiteraard ook mee naar Nijmegen, want hij was de regerende jeugdkampioen t/m 13 jaar.
Een jaar later werd deze categorie schoongeveegd. Geen Den Boer, geen Baltus, geen De Jager. Van de mensen uit het geboortejaar 1973 en later was ik toch wel veruit de favoriet. Maar ook in 1986 liep het verkeerd af. Halverwege het toernooi een nederlaag tegen Antonio de Jong. En ondanks dat deze Vianees een volstrekte outsider was, bleef hij maar winnen. Met schoolschaken had onze oud clubgenoot Wilfred ter Haar hem al eens verslagen. Maar nu versloeg niemand hem. En omdat ze hem bij de nationale schaakbond ook niet kenden, zat een vrije plaats er dus ook niet in!
Ondertussen deden we wel mee met de open kampioenschappen. Een leuk maar ook een beetje vernederend evenement. Die eerste keer werden deze kampioenschappen gelijktijdig gehouden met de gesloten jeugdkampioenschappen. Je moest dus in Nijmegen zijn en niet in Arnhem. Later verhuisden de open kampioenschappen van de Paasvakantie naar de Herfstvakantie.
Aan het einde van 1986 begon ik vol goede moed aan een nieuwe poging om kwalificatie af te dwingen. Het was wel de B-groep, maar ik maakte flinke vorderingen en zo zou ik als zo ongeveer de jongste deelnemer best eens op een hoge plaats kunnen eindigen. Maar ja, Den Boer was er ook weer. Maar ook maar ja, de punten regen zich aaneen! Het ging natuurlijk ook rap beter. Deelname aan de interne bij de senioren, meespelen in het eerste team, in eerder genoemd Arnhem gedebuteerd met 5,5 uit 9 nadat dat overigens ook 5,5 uit 7 was geweest. Je krijgt dan vanzelf het idee dat je ook van andere sjappies kan winnen, ook al zijn die wat ouder. Ook speelde ik in die tijd van alles. Met wit opende ik met de d-pion of met de e-pion en met zwart kon het al helemaal van alles worden: Pirc, Frans, Siciliaans of ook 1… e5, waarna wit mag bepalen hoe de opening gaat heten. Dat kon ook niet anders, wanneer je alle partijen van Timman naspeelt. Met wit speelde ik dan ook weer meerdere verschillende varianten in een opening, bijvoorbeeld Spaans of Italiaans.
Op zaterdag 31 januari 1987 was daar dan de vierde ronde. Ber den Boer en ik stonden aan kop met 3 uit 3! Het had er alle schijn van dat de winnaar na deze ronde geen punten meer zou morsen. Het zou dus alles of niets worden. Ik bereidde mij intensief voor, kom daar vandaag de dag nog maar eens om. Ik zou iets gaan spelen dat ik nog nooit eerder had gespeeld: Het Averbach systeem!
Dat was natuurlijk om Den Boer mee te verrassen. Hij speelde immers altijd het Konings Indisch. Als ik het Konings Indisch tegenover me kreeg, speelde ik doorgaans: 1 d4 Pf6 2 c4 g6 3 Pc3 Lg7 4 e4 d6 5 Le2 0-0 6 g4!
Ik geef het natuurlijk een uitroepteken omdat deze zet niet vaak voor kwam, agressief oogt en schakers elkaar nu eenmaal in veel mindere mate kenden dan vandaag de dag. Maar Den Boer had vast al eens gezien dat ik 6 g4 speelde en hij moest ook nog rekening houden met 1 e4. Ja, of niet natuurlijk. Die zaterdag zat ik licht gespannen maar vastberaden achter het bord. Niet alleen was ik zelf beter geworden, ook de overwinning van Arwold, twee jaar eerder, had dat ‘onaantastbare’ van Den Boer aangetast. Waarom zou ik niet gewoon kunnen winnen? De eerste zetten kwamen al snel op het bord:
De teleurstelling was groot, herinner ik me. Totdat ik deze partij pas een jaar geleden terugvond. had ik wel aangevoeld dat ik gewonnen moest hebben gestaan, maar nooit meer gekeken hoe dat dan in zijn werk had moeten gaan. ’s Avonds terug aan de dorpsstraat ging ik naar mijn kamer om me de rest van die zaterdag niet meer onder de mensen te begeven. Wat had ik gedaan? Alles was zo goed gegaan en nu was het weer niet gelukt.
Net als een jaar eerder bij de C-jeugd, herstelde ik me en eindigde op 6 uit 7. Net als De Jong kwam ook Den Boer echter op 7 uit 7. Het kwam echter deze keer toch nog goed. Den Boer was de gevestigde naam achter wie je met, in de overige partijen, 100% moest eindigen. Ergens in maart kwam voor mij volstrekt onverwacht een brief van de schaakbond met een uitnodiging om deel te nemen aan het Nederlands kampioenschap schaken voor kinderen tot en met 16 jaar, te houden in de Paasvakantie in de tweede helft van april. Een maand later dus. Ik stelde de bond bepaald niet teleur. Den Boer ook niet. Hij werd weer Nederlands kampioen!