door Henk Vedder
In andere Tijden Schaak deze keer het drama Yakovich, een drama dat zich voltrok op 11 augustus 1992. Hoezo een drama? De tegenstander is een Russische grootmeester, een erkend trainer. Nadat ik was bijgekomen van de nederlaag met wit, in 23 zetten, mat, begon langzaamaan te dagen hoe dat kon. Een combinatie van onderschatting en zelfoverschatting.
Zelfoverschatting kwam wel vaker voor. In 1989 maande Rob Brunia mij daar regelmatig over. ‘Als je (ik vertaal het even naar vandaag de dag) op +0,1 staat, denk je al dat je gewonnen staat’. Ik had me wel voorgenomen daar wat aan te doen, maar dat was tegen beter weten in. Ik verklap niet teveel in verband met toekomstige ATS, maar tot ronde vijf had ik: 0,5 tegen 2420, 0,5 tegen Fideratingloos, 1 tegen 2350 en 1 tegen 2485. Drie uit vier en al drie keer zwart gehad. Ronde vier was al met veel publiek geweest en ik voelde mij onverslaanbaar. Maar er was meer aan de hand:
Deze afranseling, door Van Mil ook nog smaakvol toegelicht in Schaaknieuws destijds, was er ook een oorzaak van dat mijn partij tegen Yakovich zeer waarschijnlijk tot een goed einde zou gaan worden gebracht. Van Mil was denk ik de eerste Meester die ik versloeg, eerder dat jaar. Twee keer zelfs. Als eerste op 15 februari 1992, tijdens het rapidtoernooi in Berlicum. Een evenement dat ik niet meer zal vergeten. Mijn score weet ik niet, tegen wie ik gespeeld heb weet ik niet, waarom ik wel heb onthouden dat er een overwinning tegen Van Mil bij zat, daar kom ik zo op terug. De rapidtoernooien waren van belang om de scholierentijd door te komen. Klasgenoten vulden vakken, ik ging op zoek naar prijzengeld. Regelmatig 100, 200 gulden. Voor het OV betalen hoefde verder niet. Voor maandelijks 60 gulden mochten we onbeperkt iedere dag het hele land doorreizen. Berlicum was een uitzondering op de strategie. Het was eigenlijk te sterk bezet, maar mogelijk waren concurrerende toernooien op die dag zo goed als nihil of veel moeilijker bereisbaar. Vroeg op moest evengoed. Ik zette dan de fiets bij mijn zus aan de Dopperstraat en moeder bracht me dan naar Station Amersfoort. De bus ging zo vroeg nooit. Van wat er zich overdag in het dorp afspeelde, wist je nooit iets. Ook de voetbaluitslagen niet. Bij het opstaan had ik oma begroet, ze woonde bij ons. Zo’n drie kwartier later, toen we vertrokken, stond de ventilatie van het toilet nog aan. ‘Vreemd’, zei ik in de auto nog tegen mijn moeder, ‘oma is helemaal niet van het toilet gekomen’.
Te Berlicum viel ik uiteindelijk niet in de prijzen. Al fietsende vanaf de Dopperstraat, langs toen nog niet de schaakclub, reed ik de Gasthuisweg in, waar we toen nog maar enkele maanden woonden. Op zo’n 500 meter zag ik al dat er iets goed mis was. De gedachten die ik gedurende die 500 meter had, zal ik ook nooit vergeten, maar die houd ik lekker voor me. Oma was die ochtend vredig op haar stoel zittend, overleden.
Op het Noteboomtoernooi daarna, op zaterdag 29 februari, inderdaad de oprichtingsdatum van SOPSWEPS ’29, kwam ik Van Mil wederom tegen. Deze zaterdag stonden er drie partijen op het menu en de eerste twee had ik al gewonnen. Voor de professional Van Mil was winst ‘noodzakelijk’. Een 0 in het Noteboomtoernooi maakt je al zo goed als kansloos voor een redelijke prijs. En het schaakboekenverzendhuis De Beste Zet bestond nog niet. In de uitvluggerfase beet Van Mil zich stuk. Napraten kon je altijd wel met hem, een echte schaakliefhebber. Zijn debuutpartij in de hoofdklasse heeft hij wel 100 keer, steeds met evenveel enthousiasme laten zien. Ook nu: ‘Zelfde als in Berlicum, jij speelt een subsysteempje van een zijvariant van het Siciliaans en ik bijt me erop stuk’. Zo gaat het heden ten dage nog steeds vaak! Maar door dat zinnetje ben ik dus nooit meer vergeten dat ik hem in Berlicum ook al had verslagen.
Daarna kwam dus nog het NK jeugd waar ik met de nodige mazzel op de derde plaats eindigde en dat bracht dan weer mooie uitnodigingen in het vooruitzicht, waaronder in de zomer te Dublin voor de strijd om de Glorney Cup en rond oud en nieuw later dat jaar het jeugdtoernooi in Hallsberg, Zweden.
Die Glorney Cup https://www.glorneycupchess.org/prev_reports/1992/1992.htm was hier net achter de rug. Het was de eerste keer dat ik in een vliegtuig mocht en doordat ik issues had met hoogtes overwoog ik af te zeggen. Eerdere Cups waaraan ik meedeed waren in Arnhem en Gent, dus toen speelde dat niet. Maar afmelden doe je 1x en dan krijg je de gelegenheid niet meer. Met een uiterste krachtsinspanning besloot ik me niet af te melden. Als argument gebruikte ik dat ik het vliegtuig maar in moest stappen en dat er uiteindelijk op de startbaan geen weg terug meer was. Pas toen snapte ik dat de ene hoogte de andere niet was. Die Glorney Cup werd een feest. Twee weken voor de start van het VB Accountantstoernooi werd ik topscorer van het winnende Nederlandse team met 4,5 uit 5. Als prijs koos ik, geheel in mijn stijl, het boek ‘How to beat Kasparov’.
Dat gebeurde dus allemaal en nu stond er dus Vedder-Yakovich op het menu. Het werd nog erger. Een leeftijdsgenoot waarschuwde me voor Yakovich. Hij had een soort van weerlegging gevonden op dat Lb5 systeem dat ik altijd speelde en hij had er ook al over gepubliceerd. Je slaat dan niet op d4, maar zwart doet meteen d5. In de bunker te Grou, waar veel deelnemers overnachtten, keek ik vluchtig en maakte me verder geen zorgen. Een laptop hadden we niet, maar hier en daar stond natuurlijk wel een schaakbord en de indeling werd ook in de bunker opgehangen. Een prima logeerplaats met echte ‘En Passant prijzen’. Na nog wat gemijmer over mijn op handen zijnde 4 uit 5, pakten de deelnemers de trein naar Leeuwarden.
Omstandigheden in de Frieslandhallen waren top. Tussen de grote tafels door was meters ruimte. Coronaproof in 1992! En ik zat tussen de grote jongens!
Een domper van jewelste, al herstelde ik de volgende dag al met een overwinning op een Duitser met ook weer meer dan 2400. Pas later realiseerde ik me dat deze partij ‘er altijd zal zijn’. Natuurlijk stuurde Yakovich nog weer een artikel naar het toonaangevende blad, De Informator, met daarin opgenomen deze partij. Trots op een paal tegen een ratingloos sjappie. Uiteindelijk heeft dat me nog wel weer wat opgeleverd. In 2011 vroeg ik de meestertitel aan. Conditioneel goedgekeurd, zo luidde het antwoord. Bewijs maar eens dat je 2400 hebt gehad en bewijs maar eens dat die toernooien in 1992 en 1997 gespeeld zijn. Dat van die 2400 was niet zo lastig, mijn K-factor is immers 10, dat gebeurt bij 2400. Het bewijzen van het toernooi in Leeuwarden ging ook voortvarend. Koos Stolk, daar hoofdarbiter, had alle bulletins nog en wat kranteartikelen. Ik stuurde nog een berichtje naar Yakovich, voor de zekerheid, in oktober 2011, waarna hij me nog uitvoerig meedeelde in welke editie van de informator zijn artikel was opgenomen.
Een harde les, die ik ook nooit echt ter harte nam. Later nog wel vaker veel sterkere spelers onderschat. Soms ging het, soms niet. Van Mil nam nog meerdere keren wraak op mij, ook in dit toernooi, waarop ik zeer zeker nog wel eens terug kom. Hij is er helaas niet meer. Van Mil overleed op 9 november 2008.