Alternatieve vormen van het schaakspel

2010-05-26

Index  < Vorige  Volgende >

De laatste tijd wordt regelmatig het 'tweezettenschaak' gespeeld, dat mogelijk op 4 juni eens in toernooivorm getest zal worden. Waar een aantal clubleden het spel maar niets vinden, worden anderen steeds enthousiaster.

Er zijn overigens nog veel meer varianten op het schaakspel. Een overzicht! 

Doorgeefschaak

Aantal spelers: 4
Aantal borden: 2
Aantal stukkensets: 2

Dit is een zeer populair spel voor vier spelers. Er wordt gespeeld met twee borden en twee teams, waarvan de teamgenoten naast elkaar zitten en verschillende kleuren hebben. Dan kan er begonnen worden met spelen.

Degene die een stuk slaat, mag dat stuk aan de teamgenoot geven, die het kan gebruiken om in te zetten op zijn eigen bord. De koning mag net als in normaal schaak niet geslagen worden en als men schaak staat moet dat dus opgeheven worden. Voor het inzetten gelden de volgende regels:

Een pion die promoveert blijft gewoon op het bord staan. De speler moet wel aangeven tot welk stuk de pion promoveert, en de pion behoudt deze functie totdat hij geslagen wordt.
Wanneer de partij op een bord is beëindigd, wordt de andere partij gewoon uitgespeeld. Het is dan niet meer mogelijk om stukken door te geven. Mogelijke uitslagen zijn dus: 2-0, 1.5-0.5 en 1-1.

Muntschaak

Aantal spelers: 2
Aantal borden: 1
Aantal stukkensets: 1
Verder nodig: muntstuk

Een vrij onbekende, maar zeker leuke schaakvariant is muntschaak. Op een veld ligt een muntstuk, dat meebeweegt met het stuk dat een zet doet. De munt begint op veld d4. Stel dat wit op de eerste zet de e-pion twee velden naar voren zet (1. e2-e4), dan gaat de munt ook twee velden naar voren (naar d6 dus). Als zwart vervolgens 1. .., Pg8-f6 speelt, maakt de munt dezelfde beweging als het paard en komt op c4 terecht. De munt maakt dus precies dezelfde beweging als het stuk dat zet (bij de rokade maakt de munt de beweging van de koning), en doet dat ook tegelijkertijd met de beweging van het stuk.

De betekenis van de munt is dat deze bepaalde zetten kan verhinderen. Wanneer de munt een bepaalde beweging niet kan maken omdat er een stuk in de weg staat, dan is deze zet niet geoorloofd. De munt kan ook niet 'springen', behalve bij een paardzet, en mag ook niet slaan.

Let er op dat als de munt omringd is door stukken, vele zetten onmogelijk worden gemaakt. Een ogenschijnlijk zinloos schaakje kan zo meteen mat betekenen. Het bord blijft ook vol omdat ruilen niet altijd mogelijk is. Wanneer de munt zo staat dat de tegenstander geen zet voorwaarts meer kan doen (bijvoorbeeld met zwart aan zet de munt op b3, en witte pionnen op a2, b2 en c2), is deze ernstig gehinderd in de bewegingsvrijheid. Pat is natuurlijk ook mogelijk door de beperkende werking van de munt.

Het doel van muntschaak blijft gewoon het matzetten van de vijandelijke koning. Als de tegenstander geen zet kan doen om het schaak op te heffen (mede door de munt), heeft deze verloren.

Randschaak

Randschaak is een eenvoudige schaakvariant. Wanneer een stuk aan de rand van het bord wordt gezet, dus op de a- of h-lijn of de 1e of 8e rij, mag de speler nog een zet doen met een willekeurig stuk. Bij een schaak- of slagzet wisselt de beurt automatisch. Er zijn verder geen beperkingen, de speler mag zo vaak stukken naar de rand zetten als hij wil.

Schietschaak

Bij schietschaak, ook een bekende variant, hoef je vijandelijke stukken niet te slaan, je mag (als je aan de beurt bent en je kunt het slaan) ook 'schieten'. Ieder vijandelijk stuk dat aangevallen staat mag dan, ten koste van een zet, van het bord gehaald worden. Een eigen stuk dekken is dus zinloos geworden. Schieten is niet verplicht; een stuk mag ook gewoon worden geslagen.

Schots schaak

Een partij Schots schaak duurt niet lang, maar is erg interessant. Aan het begin van de partij speelt wit één zet, en zwart antwoordt met twee zetten. Vervolgens doet wit er drie, zwart vier, wit vijf, zwart zes, enz. Dit gaat door tot de partij is beëindigd.

Alle zetten uit een zettenreeks moeten reglementair zijn. Men moet schaak van de tegenstander gelijk op de eerste zet opheffen, en men mag de eigen koning tussendoor of aan het eind van de reeks niet in schaak zetten. Wanneer een speler de tegenstander schaak geeft, gaat de beurt direct over naar de tegenstander. Deze mag dan één zet meer doen dan de schaakgever gedaan zou mogen hebben bij de vorige zettenreeks.

Als een speler schaak niet in één zet kan opheffen, heeft deze verloren.

Spionschaak

Aantal spelers: 2
Aantal borden: 1
Aantal stukkensets: 1
Verder nodig: papier + pen

Beide spelers hebben een extra dame tot hun beschikking, die de gedaante heeft aangenomen van een ander stuk of pion (niet als koning). De tegenstander weet dus niet waar de extra dame zich bevindt, en ter controle moeten beide spelers de beginpositie van hun geheime dame in het geheim noteren.

De geheime dame mag alleen damezetten doen, en dus nooit paardzetten doen, rokeren, promoveren of e.p. slaan, ook al staat zij op het bord als resp. paard, toren of pion. Zodra het zeker is welk stuk de geheime dame is, wordt dat stuk vervangen door een echte dame. Een dame als bijvoorbeeld loper verkleed kan met diagonale zetten haar identiteit geheim houden en op het juiste moment haar identiteit bekend maken door een horizontale of verticale beweging te maken.

Schaak moet worden opgeheven, ook als de geheime dame schaak geeft. De speler met de schaakgevende geheime dame moet de tegenstander er op wijzen dat 'ie schaak staat.

Pijlschaak

Aantal spelers: even aantal, 4 of meer
Aantal borden: helft van aantal spelers
Aantal stukkensets: helft van aantal spelers

Bij Pijlschaak speel je met 2 teams tegen elkaar. Het ene team heeft wit; het andere zwart. Teamgenoten zitten aan dezelfde kant van de borden. Alle borden liggen tegen elkaar aan met alle stukken van dezelfde kleur aan dezelfde kant.

Het bijzondere aan Pijlschaak is dat je met de stukken van het ene bord naar het andere mag lopen. De stukken die je naar dat bord hebt verplaatst zijn dan wel van je teamgenoot die aan dat bord zit, dus jij kunt ze niet meer besturen. (Het is dan wel handig als je je teamgenoot kunt vertrouwen, zodat hij niet alles weggeeft.) Als je naar een ander bord overloopt dan kost dat aan BEIDE borden een beurt. Overlopen mag dus alleen maar als jouw team op beide borden aan zet is. Je mag natuurlijk ook slaan als je overloopt. Als je met meer dan 2 borden speelt kost het overlopen alleen een beurt op de borden waar het stuk verdwijnt en waar het op komt opdagen. Alle stukken behalve de koning mogen naar een ander bord toe.

Hoe win je? Je wint als jouw kleur de meeste tegenstanders heeft verslagen. Als het in bijvoorbeeld in 1-1 eindigt is het gelijk spel. Voor ieder bord waar jouw kleur wint, krijg je één punt. Het is dus best handig om voordat je iemand mat zet eerst een aantal stukken aan je teamgenoot te geven.

Als je iemand op een ander bord schaak zet moet dat binnen 2 zetten zijn verholpen, op welk bord dat gebeurt maakt niet uit. Is dat niet zo dan mag je de koning slaan. Je mag met je koning naar een veld dat door de tegenpartij vanaf een ander bord wordt aangevallen. Je moet dan in de volgende zet er iets aan doen anders wordt je koning geslagen.

Super-4-schaak

Aantal spelers: 4
Aantal borden: 4
Aantal stukkensets: 2

Een variant voor vier personen. Het speelveld bestaat uit vier schaakborden, die samen een vierkant van 16x16 vormen. De opstelling is als volgt:

De opstelling bij super-4-schaak

Iedere speler gaat bij één van de borden achter de stukken zitten. Twee spelers die schuin tegenover elkaar zitten, hebben dezelfde kleur en zijn teamgenoten. Eén witspeler begint en vervolgens wordt er met de klok mee verder gespeeld, om de beurt. Het is de bedoeling om als team één van de twee vijandelijke koningen mat te zetten.

Er is geen wijziging in de loop van de stukken, hoewel de stukken rekening moeten houden met domeinen. Het domein van een bepaalde speler bestaat uit het bord waar zijn stukken op staan en het bord er tegenover, dus de gehele rechterhelft (vanuit die speler gezien) van het 16x16 bord.
De witspeler, rechtsonder op het plaatje, heeft dus de lijnen i t/m p als domein, de witspeler linksboven de lijnen a t/m h. Voor de zwartspelers geldt hetzelfde: de zwartspeler linksonder heeft de rijen 1 t/m 8 als domein en de zwartspeler rechtsboven de rijen 9 t/m 16. De domeinen van teamgenoten vullen elkaar precies aan, en ieder bord wordt door zowel één witspeler als één zwartspeler bestreken.

Koningen mogen niet buiten het eigen domein komen. Een ander stuk wel, maar dan bevindt het zich automatisch in het domein van de teamgenoot, en mag deze er ook mee zetten. Het is dus mogelijk dat een stuk twee keer zet, voordat iedereen aan de beurt is geweest. Als een pion in een ander domein terecht komt, loopt hij dus de andere kant op in vergelijking tot daarvoor. De promotierij is de verst verwijderde rij van het eigen domein.

http://members.multimania.nl/jcwakkee/variant.htm