Genna Sosonko: schaduwen uit een gouden verleden

2010-05-18

Index  < Vorige  Volgende >

In het afgelopen seizoen speelde niemand minder dan Genna Sosonko in het eerste team van En Passant.
Voor vele schakers een bekend persoon, vroeger als speler, de laatste jaren vooral als commentator bij belangrijke schaakwedstrijden, als coach van het Nederlands team en als auteur van boeken.

Met de deelname van Viktor Kortchnoi aan enkele wedstrijden in de competitie werd Sosonko gevraagd om ook een aantal wedstrijden deel te nemen. Sinds 2004 had hij geen officiele wedstrijden meer gespeeld. Toch besloot hij om mee te doen, mits hij er plezier in zou vinden.
De leden van schaakclub En Passant vonden het een bijzonder schaakjaar. Kortchnoi en Sosonko bewonderen in het unieke schaakkasteel, het zijn jaren om te genieten. Later dit jaar bestaat En Passant bovendien 75 jaar en viert het een jubileum.

Sosonko en Kortchnoi samen in een team

Genna Sosonko en Viktor Kortchnoi strijden voor En Passant tegen Hardenberg, Bunschoten, februari 2010.

Gennadi Borisovitsj Sosonko (Troitsk, Siberië, 1943) kwam in 1972 via Israël naar Nederland. Vooral in de jaren zeventig was Sosonko een bijzonder sterke grootmeester. Hij werd tweemaal Nederlands Kampioen en hij won in 1977 en 1981 het Hoogovenstoernooi. In augustus 2007 ontving Sosonko de Euwe-ring, en naar Max Euwe vernoemde onderscheiding voor iemand die zich verdienstelijk heeft gemaakt voor het schaken in Nederland.

Redacteur Minze bij de Weg interviewde Genna Sosonko voor Schaakmagazine, april 2001, naar aanleiding van zijn boek Russian Silhouettes. Het interview geeft ons de gelegenheid om nader kennis te maken met Genna.

Genna Sosonko: schaduwen uit een gouden verleden.

De jaren vijftig tot zeventig waren de gouden eeuw van het schaken. Botwinnik, Tal, Geller en Poloegajevski waren enkele van de kopstukken van een ongeëvenaarde schaakcultuur. Een cultuur die alleen in die tijd in dat land, de Sovjet Unie, kon ontstaan.

Genna Sosonko ontving in zijn schaakopvoeding in die omgeving en kende velen van de groten persoonlijk. Door zijn vertrek naar het westen kreeg hij echter ook de mogelijkheid dezelfde cultuur met een andere, meer kritische blik te bekijken. In 2001 verscheen van zijn hand Russian Silhouettes. In tien soms ontroerende portretten schetst hij de Sovjet schaakcultuur. De ijzeren Botwinnik, de ontembare Tal, de gedreven trainer Zak, de naar het schaken verbannen Levenfish. Door de regels heen klinkt een verlangen naar de tijd toen schaken nog ontdekken was.

Tegelijkertijd laat Sosonko echter zien hoe het Sovjet systeem mensen misvormde. Zoals zo vele Sovjet burgers zetten de schakers een masker op, trokken ze zich terug in de innerlijke emigratie waartoe het schaakspel bij uitstek de gelegenheid bood. Net zo lang tot hun karakter samenviel met het beeld dat ze aan de buitenwereld wilden laten zien.

Het boek is een absolute aanrader voor wie iets wil begrijpen van de grootmacht die het schaken decennia lang overheerste. En van de schakers die binnen de grenzen van die moloch probeerden te overleven. Voor Schaakmagazine was het een goede reden de auteur op te zoeken. 

Het boek ademt een sfeer van nostalgie.
Sosonko: "Naarmate je ouder wordt heb je meer nostalgie. Maar er zit ook een nostalgie naar het schaken van toen in, naar een tijd toen het schaken heel anders was."

Je beschrijft vooral de jaren vijftig tot zeventig. Was dat de gouden eeuw van het schaken?
"Nu leven we in ieder geval in een ijzeren tijd als je de computer als hardware beschouwt. Begrijp me goed, ik heb niks tegen de computer. Smyslov noemt de computer een duivelse uitvinding, zulke gedachten heb ik niet.
De wereld is totaal veranderd en het schaken misschien nog wel meer. Ik heb aan verschillende schakers van de oudere garde gevraagd: om nu als schaker goed te functioneren moet je enkele uren per dag achter de computer zitten en op de enter knop drukken. Zou jij dertig of zestig jaar geleden voor het schaken hebben gekozen als je dat had moeten doen? Bijna allemaal zeiden ze nee.

Wat in die tijd het meeste boeide was het speelse element in het schaken. Dat is bijna verdwenen, studie en wetenschap zijn meer naar voren gekomen.
Ongeveer twintig jaar geleden speelde ik een toernooi samen met Petrosjan. Voor het toernooi vroeg hij aan mij, jij hebt een maand geleden in Londen gespeeld, mag ik dat bulletin van je lenen? Dat heb ik natuurlijk gedaan, maar de jongeren van nu zouden die situatie niet begrijpen.

De tijd van Botwinnik waarin je enkele jaren aan een systeem kon werken is sinds lang voorbij. Tegenwoordig kunnen jongetjes van tien alles al uitvissen. Ook de gezamenlijke analyses zijn verdwenen. Vroeger gingen we voor een Olympiade een week samen in een hotel aan het werk. Dat was belangrijk. Tegenwoordig bereidt iedereen zich zelf voor. Het is geen jammeren of klagen, maar de situatie is totaal anders geworden.
Het schaken is tegenwoordig ook zo intensief geworden dat de gemiddelde leeftijd drastisch naar beneden is gegaan. Het tempo is veranderd en je speelt tegenwoordig veel meer. Daardoor komt de jeugd nu veel meer naar voren."

Is schaken nog wel leuk?
"Leuk voor wie? Ik ben er van overtuigd dat het schaken voor de oudere generatie niet zo leuk was. Maar in de jaren zeventig vonden we het schaken in de jaren vijftig misschien ook leuker dan in onze eigen tijd. Het verschil tussen de jaren zeventig en vijftig was echter veel kleiner dan tussen de jaren zeventig en nu. We zijn nu veel meer in de harde wereld van de realiteit terecht gekomen."

Beroep

Vroeger had je het idee dat schaken een roeping was, nu lijkt het meer een beroep.
"Als je tegenwoordig als schaker op een bepaald niveau wil blijven dan moet je enkele uren per dag studeren. Anders kost het je punten. Enkele uren per dag daarmee bezig zijn, dat is de karakteristiek van een beroep. Het verschil tussen een baan van negen tot vijf en het schaken is kleiner geworden."

Zou je iemand nog aanraden om beroepsschaker te worden?
"Het voor de hand liggende antwoord is natuurlijk nee. Vanuit een praktisch gezichtspunt moet je nee zeggen. Maar met die vraag kom je op de zin van het leven. Is geld zo belangrijk?

Ik herinner mij dat ik twee jaar geleden werd opgebeld door een opa. "Mijnheer Sosonko, ik wil graag dat mijn kleinzoon lessen van u krijgt. Hij heeft het laatst goed gedaan en ik wil dat hij iets meer met schaken doet. Zou u hem adviseren er zijn beroep van te maken?" Bent u wel eens bij een toernooi geweest, vroeg ik. Ja, ze waren rond de kerst in Groningen geweest, dat was reuze gezellig. Wat denkt u dat de eerste prijs was, vroeg ik. Een halve ton of zo? Ik heb uitgelegd dat er twintig grootmeesters vochten voor de eerste prijs. Die was zevenduizend gulden misschien. De nummer één hield er een maandsalaris aan over, de tweede ook nog wat, en de derde haalde zijn geïnvesteerde geld terug. Toen begreep hij het en bedankte hij mij hartelijk."

Dat lag in de Sovjet Unie anders.
"In de Sovjet Unie was het schaken een prestigieus beroep. Je moet bedenken dat in die tijd iemand als Tal, en in mindere mate een Poloegajevski of Geller, niet minder bekend was dan Cruijff of Van Hanegem. Het waren nationale helden. Ik herinner mij dat in een radio-uitzending de Russische Mart Smeets zei: "Hier volg een extra nieuwsuitzending over het 25ste kampioenschap van de Sovjet Unie. Hebt u de potloden klaar? Dan kunnen we zo de afgebroken stelling doornemen. Maar nu eerst de partijen van vandaag ...."

Hoe kon die situatie ontstaan?
"Rusland kende in het begin van de 20ste eeuw al een schaaktraditie, zoals in andere landen. Dat was de voorwaarde. Door de revolutie kwam het land in een isolement terecht. Het is niet toevallig dat Aljechin op de vraag waarom er in de Sovjet Unie zo sterk werd gespeeld zei: "Wat kunnen ze anders? Ze zijn gedwongen een eigen wereld te scheppen."

De Pravda noemde het schaken in de jaren dertig een middel om te bewijzen dat "onze maatschappij" de beste is. Het is onze taak om eerst gelijk te komen met de westers schakers en hen dan voorbij te streven. Het was een wedstrijd tussen het kapitalisme en het communisme. Na de oorlog was de strijd beslist en ging het op de Olympiades alleen nog maar om de vraag wie er tweede zou worden of met welk verschil de Sovjet Unie zou winnen. In 1978 werd de tweede plaats van de Sovjet Unie op de Olympiade als een sensatie beschouwd. Dat de Olympiade werd verloren kwam de spelers op een sanctie te staan.

Schaken was een politiek instrument en daar werd een infrastructuur voor gebouwd. Die is nog steeds voor een deel intact. Ik heb wel eens aan een grootmeester uit de Sovjet Unie gevraagd: hoeveel beroepstrainers denk je dat we hebben? De meest pessimistische schatting is tien. Sommige fantasten dachten aan vele honderden. Dat zegt veel over hun manier van denken.

Toch is de situatie niet meer zoals vroeger. De grenzen zijn opengegaan en voor de jeugd zijn er veel meer mogelijkheden. Het antwoord van Aljechin is niet meer relevant, ze kunnen ook anders. Maar nog steeds is 200 gulden of mark in Rusland heel iets anders dan hier. Daarom zijn er veel Russische beroepsspelers die hier hun geld verdienen."

Spelen en trainen

Over beroep gesproken, beschouw je jezelf nog als beroepsspeler?
(denkt na). "Nu moet je schrijven: er viel een stilte. Nou ja, ik beschouw mezelf in de eerste plaats als iemand die in de derde fase van zijn leven terecht is gekomen. Begrijp me goed, dat is niet tragisch of pessimistisch bedoeld. Ik wil in dat laatste deel dingen doen die ik leuk vind, reizen, schrijven, lessen of trainingen geven, captain zijn, en soms een partij spelen. Spelen doe ik praktisch niet meer."

In je boek schrijf je dat er een groot verschil was tussen de Sosonko in het gewone leven en de Sosonko die een toernooi speelde. Dat is mij ook opgevallen. Tijdens een toernooi was je bijna niet te benaderen.
"De overgang van de gewone wereld naar de kunstmatige wereld van het schaken heb ik altijd moeilijk gevonden. Ik ben niet iemand die zo maar kan spelen. Als ik mij wil concentreren moet ik mij van anderen afsluiten. In Tilburg logeerde ik ook als enige speler niet in de Bosrand waar alle andere spelers zaten, maar in een hotel in de stad. Een speler als Jan Timman kan vlak voor de partij nog een praatje met iemand maken, maar voor mij ligt dat anders. Dat is mijn karakter, zo ben ik nu eenmaal."

In je Sovjet tijd speelde je weinig toernooien. Had je toen een bepaalde toekomst voor ogen?
"Ik had toen niet een duidelijk beeld van de toekomst, ik trainde wat, Tal vroeg me om hem te helpen, Kortchnoi vroeg me, en af en toe speelde ik een toernooitje. Ik deed wat me voor handen kwam. Als speler ben ik hier gevormd op basis van wat ik daar heb meegekregen.

Op de omslag van het boek staat een foto van een simultaan waarin ik als kind tegen Spasski speel. Als ik me mijn partijen tegen een Karpov of Kasparov wil herinneren moet ik diep nadenken, maar die partij tegen Spasski herinner ik me nog heel goed. Ik kwam minder te staan, won toen een kwaliteit tegen een pion en bood remise aan. Spasski nam het aan. Dat is een karakteristiek van mijn carrière, te vroeg en te vaak met remise akkoord gaan.

Maar je moet bedenken: ik kwam in het westen bijna vanaf het begin in de sterkste toernooien ter wereld terecht. Wijk aan Zee, dat was toen wel niet zo sterk als nu maar toch een sterk toernooi, en Tilburg was wereldtop. Onbewust heb je dan toch het gevoel: een remise tegen Karpov, Kortchnoi, noem de namen maar, dat is toch niet slecht. Om tegen die mensen op winst te spelen moet je van jongs af aan op dat niveau hebben gespeeld."

Trainers

Je beschrijft in het boek ook drie trainers: Zak, Furman en Koblenz. Ergens in die hoofdstukken las ik: "Westerse spelers hadden geen trainer, ze leerden van elkaar en dat vormde een belemmering." Leg dat eens uit.
"Ik ben er van overtuigd dat spelers als Dennis de Vreugt en Erik van den Doel (in 2001) een stuk vooruit zouden gaan als ze een trainer hebben. Ze hebben voldoende talent. Tot hun twintigste kregen ze hulp van de bond, daarna was dat abrupt afgelopen. Wat denk je dat er zou gebeuren als Dennis de Vreugt, die nu een moeilijke periode doormaakt, een trainer zou hebben die partijen met hem doorneemt en die tijdens een toernooi bij hem zou zijn? Dat zou heel nuttig zijn.

Neem Grisjoek, de meest belovende speler van dit moment. Die is vanaf zijn twaalfde begeleid door Bychovski, een ervaren en goede trainer. Die kan hem niet helpen met de finesses op de 22ste zet van een Siciliaanse variant, maar hij kan het met hem wel hebben over zijn opvatting over het spel. Zoiets bestaat hier niet. Dat gemis is overigens wel kleiner geworden, want de rol van de trainer is voor een deel door de computer overgenomen."

Hebben de trainers die je beschrijft een stempel op hun pupillen gedrukt?
"Kortchnoi is negatief over Zak, maar sommige varianten, zoals het Open Spaans of de Grünfeld-verdediging is hij dankzij Zak gaan spelen. En Spasski heeft door Zak voor het koningsgambiet gekozen. Ik ben ervan overtuigd dat Furman als trainer een stempel op Karpov heeft gedrukt. Karpov heeft zelf ook gezegd dat hij zonder Furman nooit zou zijn geworden wat hij nu is. Spasski noemde zijn trainer Bondarevski vader, dat zegt veel."

Wat maakt iemand een goede trainer?
"Je moet zelf een behoorlijke schaker zijn. Grootmeester is niet nodig, maar je moet het spel wel beheersen, het begrijpen. Dat de pupil een hogere Elo heeft speelt niet zo'n grote rol.

Een trainer moet ook liefde voor het schaken hebben, het moet zelfs een roeping voor hem zijn. Hij moet het gevoel hebben dat schaken het echte leven is.

Je moet er als trainer van overtuigd zijn dat je pupil door jouw hulp beter wordt, dat je ziet dat de vooruitgang door jouw inbreng komt. Je moet begrijpen wat het echte zwakke punt van de pupil is en je moet weten hoe je die zwakte weg moet werken.

En ook niet onbelangrijk: je moet weten dat je tegen Jantje zus moet zeggen en tegen Pietje zo. Ik las dat de trainer van het Daviscup team aan de spelers vroeg: hoe wil je tussen de games worden aangemoedigd. Moet ik Hup Holland zeggen of juist niets. Dat is belangrijk, je moet weten met wie je samenwerkt."

Moet een trainer een sterke persoonlijkheid hebben, zoals bijvoorbeeld Zak?
"Niet per se, nee dat hoeft niet. Je moet begrijpen wat goed voor de speler is. Ik heb wel eens gelezen dat je alles trainer alles moet doen om ervoor te zorgen dat je pupil de fouten vermijdt die je zelf hebt gemaakt."

Heeft het schaken volgens jou nog toekomst?
"De toekomst van het schaken is in het verleden gelegen, om het filosofisch te zeggen. Wat ik verbazingwekkend vond: ik zat laatste in de trein en zag twee jongens met veel plezier tegen elkaar schaken. Ik zag er mijzelf van vroeger in terug."

Genna Sosonko: Russian Silhouettes, Uitg. New in Chess, 208 blz. prijs 21,95 euro.

Russian Silhouettes