Een beschouwing over vals spel in het snelschaken

2010-05-13

Index  < Vorige  Volgende >

Gemeen winnen is ook winnen. 

Een gedegen theoretische verhandeling over "vals spelen" in de sportwereld is naar mijn weten nog niet verschenen. Gezien de vele facetten van het vals spelen, en de veel voorkomendheid ervan, zou zo'n verhandeling ook al snel encyclopedische vormen aannemen. Daarom wil ik mij hier beperken tot een bespreking van het vals spelen in het schaakspel, en dan ook nog specifiek in het snel schaken ("vluggeren"). In het bijzonder zal ik een indeling van de verschillende typen vals spel geven, geïllustreerd met voorbeelden uit de praktijk. Het schaken leent zich normaal gesproken niet of nauwelijks voor vals spel. Hoewel dit bij voetbal wel bon ton is, spuwen schakers elkaar tijdens de partij in de regel niet in het gezicht. Ook stellen clubteams geen vechtersbazen op die als enige taak hebben om de sterspelers van het opponerende tiental te molesteren (dit is een geaccepteerde tactiek in het ijshockey). Het schaken is geen contactsport (het handen schudden voor en na de partij uitgezonderd), en het gaat allemaal ook wel erg langzaam. Vals spel is iets wat zich vaak in een ondeelbaar moment voltrekt - Maradona die een voorzet met zijn hand het doel in stompt, van Basten die zijn directe tegenstander letterlijk zand in de ogen strooit - een belangrijk aspect van vals spelen is dat het snel moet gaan omdat het anders door de officials opgemerkt en bestraft wordt. Stel dat het Maradona 30 seconden had gekost om de bal met zijn hand over de doellijn te rollen...dit zou een bespottelijke actie geweest zijn. Echter, in iedere sport wordt vals gespeeld, en zo ook in het schaken. In mijn ervaring leent het vluggeren zich bij uitstek voor vals spel. De kans op dat "ondeelbare moment" van vals spel wordt groter in de hectiek van de toegenomen tijdsdruk. Daarbij komt nog dat er geen zetten ongedaan gemaakt kunnen worden. Bovendien, en dit is van het grootste belang voor de rest van deze verhandeling, bovendien leidt de onreglementaire zet, mits door de tegenstander geconstateerd en geclaimd, onmiddellijk tot verlies van de partij. Deze laatste regel geldt niet voor het "normale" schaken, en is schijnbaar in het leven geroepen naar aanleiding van het gedrag van Hans Böhm. Mij is verteld dat de heer Böhm vroeger een geducht vluggeraar was. Het verhaal gaat dat Böhm, destijds een groot voorstander van de "onreglementaire-zet-betekent-verlies-regel", zijn gelijk illustreerde door tegenstanders door de vlag te jagen met louter onreglementaire zetten. In mijn dertien jaar als schaker heb ik het fenomeen vals spel in het snelschaken aan een nauwgezet onderzoek onderworpen. Hierbij werd ik bijgestaan door vele vrienden, en bij deze wil ik vooral Bas van der Lijn, Yge Visser en Karel van der Weide bedanken voor hun creatieve bijdrage. Toen ik enkele jaren geleden alweer, aan dit project begon, werd ik halverwege onwel en heb ik de onderneming stop moeten zetten. Het is niet onmogelijk, nee het is zelfs waarschijnlijk dat u hetzelfde gevoel van walging en weerzin bekruipt bij het lezen van de kinderachtige en gemene trucjes om toch maar vooral niet te verliezen. Verder lezen is dus op eigen risico. Om enige ordening aan te brengen in de verschillende verschijningsvormen van het vals spel stel ik het volgende classificatie systeem voor, hetgeen desgewenst later aangevuld en uitgebreid kan worden.

Verschillende Vormen Van Handigheid En Vals Spel
1. De zetten
        a. De in-zet
        b. De schijn-zet
        c. De halve-zet
        d. De val-zet
        e. De dubbele-zet
        f. De valse-zet
2. De fysiek
        a. Het schoppen
        b. Het verstoppen
        c. Het afklemmen
        d. Het slaan

De eerste categorie bevat louter de zet op zich. Ik heb onderscheid gemaakt tussen de in-zet, de schijn-zet, de halve-zet, de val-zet, de dubbele-zet, en de valse-zet. De in-zet is volkomen reglementair.

Diagram 1. Wit aan zet.

  a b c d e f g h  
 8  8
 7  7
 6  6
 5  5
 4  4
 3  3
 2  2
 1  1
  a b c d e f g h  

Wit speculeert op de tijdnood van zijn tegenstander en speelt
1. Tb4+?!. Als het meezit wint deze onverwachte zet een toren (bv. 1...Kc1?? 2. Txb7). Meestal wordt de in-zet (materiaal bewust inzetten in de hoop dat de tegenstander het niet ziet) gespeeld als het water hoog aan de lippen staat - of de tegenstander in vreselijke tijdnood is.
De schijn-zet is niet onreglementair, maar wel echt gemeen (in de voorbeelden die volgen moet u zich indenken dat u, net als uw tegenstander, zeer weinig tijd rest - zo'n 30 seconden voor de hele partij). De schijn-zet voert u als volgt uit:

Diagram 2.. Zwart aan zet.

  a b c d e f g h  
 8  8
 7  7
 6  6
 5  5
 4  4
 3  3
 2  2
 1  1
  a b c d e f g h  

Zwart speelt hier Ta8-'a1'-a2. Dat wil zeggen, u doet net alsof u schaak gaat geven op a1, maar u zet de toren op het laatste moment toch op a2. De witspeler, die zoals tegenwoordig gebruikelijk lijkt te zijn, in grote tijdnood niet meer afwacht tot zwart zijn zet volledig heeft uitgevoerd, verwacht Ta1+ en voert dus Kf2 uit - een onreglementaire zet (de toren was immers op a2 gezet). Dit voorbeeld komt overigens uit een groezelig Duits boekje, hetgeen een afdoende kwalificatie is. De schijn-zet wordt wel regelmatig in de praktijk toegepast.

De halve-zet is vaak geen opzet, maar wel altijd een ergerlijke zet. In tijdnood plaatst uw tegenstander een toren op a41/2 (precies op de grens tussen a4 en a5). Stel u heeft een loper op d7. Wat te doen? Er zijn vele mogelijkheden. (1) u doet niets. In dit geval moet u ermee rekening houden dat de toren op a41/2 in feite twee rijen controleert, zodat u zowel de vierde als de vijfde rij in de gaten moet houden. (2) u slaat de toren op a41/2 met uw lopen op d7.
Protesten alom natuurlijk, maar op zich geen onredelijke handelswijze. (3) u drukt de klok van uw tegenstander in, totdat deze de toren "recht" heeft gezet. Wat mij betreft de beste manier. In het algemeen kan men nooit genoeg de klok van de tegenstander indrukken. Had-ie zijn rotzooi maar goed neer moeten zetten. Het is mij wel eens gebeurd, dat op mijn vraag, "waar staat-ie?", mijn tegenstander (laten we hem Karel noemen) de toren van a41/2 lachend op a2 zette. Wat de reglementen hierover zeggen is waarschijnlijk niemand bekend.

De val-zet is gerelateerd aan de halve-zet. Ook de val-zet is soms een onhandigheidje: er glipt uw tegenstander een stuk uit de hand. Dit stuk kan op het bord zelf omvallen, of op de grond belanden. De meeste spelers blijken de onbetamelijke gewoonte te hebben ontwikkeld uw klok gewoon in te drukken en vervolgens, in uw tijd, het gevallen stuk goed neer te zetten. Het behoeft inmiddels geen betoog meer dat u de klok van uw tegenstander in werking mag stellen totdat deze alle stukken op de juiste plaats heeft neergezet. Sterker nog, u hoeft het niet eens toe te laten dat uw klok ingedrukt wordt. Bas van der Lijn heeft in de loop der jaren een prachtige techniek ontwikkeld om een zogenaamde val-zet af te straffen. Niet alleen drukt Bas onmiddellijk de klok in nadat zijn tegenstander een stuk op de grond heeft laten vallen, maar daarbij geeft Bas als het even kan het gevallen stuk ook nog een enorme trap na. De ongelukkige opponent moet dan opstaan en de kamer door rennen om het stuk te achterhalen. Toch moet het indrukken van de klok van de tegenstander niet onder alle omstandigheden nagestreefd worden. Zo waren Yge Visser en ik het ooit oneens over wie er stukken had omgegooid - en dus over wie ze dus recht moest zetten. Na een verbeten strijd zijn we er uiteindelijk in geslaagd om beide kanten van Bas' Garde klok gelijktijdig in te drukken (een dergelijke actie is schadelijk voor het mechaniek).

De dubbele-zet is werkelijk een onreglementaire zet, hoewel hij vaak gecombineerd wordt met de halve-zet. Een duidelijk voorbeeld wordt gegeven in diagram 3.

Diagram 3.. Wit aan zet.

  a b c d e f g h  
 8  8
 7  7
 6  6
 5  5
 4  4
 3  3
 2  2
 1  1
  a b c d e f g h  

Wanneer alles volgens de regels zou gaan wint zwart de pionnen-race en de partij, omdat zijn verse dame het promotieveld van de witte pion controleert. Echter: 1. h41/2, a4 2. h6 en wit is eerst! Een ander schoolvoorbeeld van de dubbele-zet is de korte rokade + Te1. Bijvoorbeeld 1.e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. Lb5 d6 4. 0-0 en Te1?!. Riskant zo vroeg in de partij, maar wellicht niet onmiddellijk verliezend indien gecombineerd met de halve zet als claim-verzekering (T half e1, half f1). Deze manoeuvre is door Yge Visser tot kunst verheven, speciaal in combinatie met de eenarmige rokade.

De valse-zet is vals spel pur sang. Een aardig voorbeeld betreft de partij Luberti-Wagenmakers, waarvan het onderstaand diagram alleen het idee weergeeft (maar erg ver van de waarheid is de stelling nu ook weer niet).

Diagram 4.

  a b c d e f g h  
 8  8
 7  7
 6  6
 5  5
 4  4
 3  3
 2  2
 1  1
  a b c d e f g h  

Wit's laatste zet was 1. Kd2-d3. Een beetje voorzichtig, maar gespeeld met het idee in hevige tijdnood nu ongehinderd door lastige schaakjes het mat te kunnen zoeken. Echter, 1...La3-b1+!! Toch! Deze volkomen onreglementaire wanhoopspoging was geen ongelukje, maar boze opzet. Wit was allang niet meer bezig met de zwarte loper, en speelde een cliché zet als 2. Dd7?? hetgeen de partij terstond verloor. Immers, de witte koning staat schaak en daar doet Dd7 niets aan. Wit had in plaats van Dd7 te spelen hetzij de koning moeten verzetten hetzij de partij moeten opeisen. Mocht u zich ooit tot de valse zet verlagen dan kan ik u aanraden de koning niet te slaan. Dat zal namelijk altijd tot discussie leiden ('die loper stond helemaal niet op b1'). Natuurlijk kunt u met elk stuk een valse-zet uitvoeren, maar een loper van kleur laten veranderen spreekt de estheticus toch het meest aan.
De tweede categorie is die van de fysieke trucs. Een ervan, het wegschoppen van door de tegenstander op de grond gegooide stukken, hebben we al eerder behandeld onder de 'val-zet'. Een andere truc is het verstoppen van de vijandelijke dame nadat u deze hebt geslagen. Het kan nooit kwaad uw tegenstander na een eventuele promotie enige tijd te laten zoeken. Een verrassend effectieve 'verstop'plaats is diagonaal achter de klok - zodat uw tegenstander de dame niet ziet. Een andere goede plek is in uw hand, of gewoon ergens op de grond.
Een zeer goede aanbeveling, en nog volkomen geoorloofd ook, is om in hoge tijdnood uw stukken naar die kant van het bord te dirigeren waar de klok staat. In dit geval hoeft u weinig tijd te verliezen om uw klok in te drukken nadat u uw zet heeft gedaan.
Een interessantere fysieke truc werd toegepast door -opnieuw- Bas van der Lijn. Een aantal jaren terug waren Jan Willem van der Griendt, Bas, en ook ik in een eenzijdige snel schaak strijd verwikkeld met de sterke GM Arbakov. Geen van ons kon het Arbakov moeilijk maken; de Rus deed heel rustig zijn zetten en streek daarna telkens de inzet op. Tenslotte besloot Bas met zijn lange armen die van Arbakov 'af te klemmen'. In een hectische scrimmage zweefden zowel de armen van Arbakov als die van Bas over het bord, raakten op de één of andere manier in elkaar verstrengeld en toen de Rus zijn armen eindelijk vrij had was zijn vlag inmiddels gevallen. Wegens hoogoplopende discussies en protesten leverde de af klem-actie niet direct geld op, maar de arme Arbakov was door het incident zo uit het lood geslagen dat hij de daaropvolgende drie partijen achter elkaar verloor.
Een andere fysieke handigheid is het dubbelhandig slaan: een vijandelijk stuk met de ene hand verwijderen, en met de andere hand het vrijgekomen veld zetten met een van uw eigen stukken. Deze handeling is inmiddels door de FIDE onreglementair verklaard.
Er zijn nog veel meer vormen van vals spel in het snelschaak, maar ik zal me nu beperken tot een laatste voorbeeld van fysieke trucs: het slaan. Neen, niet van de stukken, maar van de eigenaar daarvan. Sommige mensen (ik noem geen namen - ik kijk wel uit) zijn gewoon gevaarlijk. Zorg ervoor dat u de trucs die hierboven beschreven staan niet uitprobeert op deze barbaren, tenzij u zelf een barbaar bent.

Veel schaakplezier!

Eric-Jan Wagenmakers
http://users.fmg.uva.nl/ewagenmakers/chess/valsspel.html